Technitaligheid

Bij het opruimen van een oude computer vond ik bestanden, waar ik destijds nog wel eens lol aan beleefd heb. Zo was daar het toespraakje van een oudere collega bij zijn (op verzoek van het bedrijf een paar jaar uitgestelde) afscheid om met de VUT te gaan.

Wij zaten in twee kamertjes naast elkaar, in een uithoek van het gebouw. Dick was toen ruimschoots jonger dan ik nu, het was begin 1989. Ik was mijn eerste ASIC aan het ontwerpen.
Dick deed iets aan materiaalonderzoek en dergelijke, en heeft tot zijn afscheid het gebruik van een computer weten te vermijden. Hij werd wel eens vriendelijk geplaagd met zijn elektrische typemachine (“mechanische PC zonder geheugen”), en als een soort van revanche wou hij in zijn speech een heleboel computer-termen ten gehore brengen, waarvan het merendeel van de aanwezigen geen hout zou begrijpen.
Dit stuk wartalige woordspelingen heb ik daartoe voor hem geschreven:

“Ik denk dat ik een realtime multi-user en multi-tasking operating system op een 32 MegaHertz AT-80c386 met gepartitioneerde 100 MegaByte harddisk en 16 Meg nonvolatile virtual bubble memory nodig heb, om via het V22bis-protocol met een UART op 1200 kilobaud aan ethernet, de kunstmatige intelligentie te kunnen raadplegen van Kermit.

Die kan me misschien helpen om te begrijpen hoe door een hexadecimale patch in de relocatable PASCAL-code, een bug veroorzaakt kon worden in de zero carry flag van de box-queue, zodat de stack op de bus naar de heap gezet werd, en de accu alle registers opentrok.

Maar misschien ben ik niet de enige die het niet begrijpt, en was dit gewoon het gevolg van een virus met delay in de acces van een Flip-flop, met RISC van UNIX in ASIC of EEPROM.

Dit verhaal is niet WordPerfect, en het verschil tussen een co-processor en core-processor blijft een mysterie. Voor mij is Norton een motorfiets, en LOTUS een bloem.”

Wie ingeburgerd is in de techniek, ziet direct dat het “uit de oude doos” is. De technische specificaties van toen worden nu, na slechts 30 jaar, gezien als pre-historisch, en veel destijds gangbare programma’s en methoden zijn vergeten en vervangen door veel betere of snellere.
Ik zal niet alle termen bijlangs gaan, dan wordt het een complete cursus oude techniek, met een paar standvastige elementen. Ik pik er een paar algemene uit:

  • KERMIT was zowel de kikker uit Sesamstraat, als een manier om bestanden uit te wisselen tussen computers. Iets dat op internet leek was toen alleen nog maar beschikbaar voor militaire of wetenschappelijke instellingen.
    De gewone burger kon met zijn hobbycomputer via een gewone telefoonlijn inbellen (zeer traag!) op “Bulletin Boards“: de eerste PC’s of vergelijkbare computers, die bij iemand thuis stonden en dienden als knooppunt voor een aantal gebruikers met dezelfde interesse. Met het programma KERMIT kon je bestanden uitwisselen met de Bulletin Boards.
  • PASCAL is een programmeertaal, die je als het ware “dwingt” om netjes te werken, zodat je (of iemand anders!) later beter begrijpt hoe het in elkaar zit, als het programma aangepast moet worden.
  • WordPerfect was de toen meest gebruikte tekstverwerker, maar is later door Microsoft Word verdrongen. Nu is het gratis pakket OpenOffice.org sterk in opkomst, dat hetzelfde kan als Microsoft Office, en beschikbaar is voor “alle” besturingssystemen.
  • Veel mensen denken bij de naam Norton aan de bekende Antivirus software, maar voordat mijn generatie daarvan gehoord had, waren we onder de indruk van de motorfietsen met die merknaam.
  • Het spreadheet-programma Lotus 1-2-3 zei Dick helemaal niets: hij was ongelooflijk handig met de rekenlineaal (“schuifcasio”). Als begenadigd amateurschilder was hij veel meer onder de indruk van de schoonheid van de natuur, zoals de Lotus-bloem.

En artistieke interesse was ook precies waarop we elkaar gevonden hadden, terwijl weinig collega’s zich daarmee bezig hielden en er eerder wat lacherig over deden…

Geplaatst in Uncategorized | 3 reacties

Nieuwjaarsvandalisme

Nog even nieuws kijken op het www. Ik zie de kop: Hoe het nieuwjaarslopen verdween en lees: nieuwjaar-slopen.
Een punt in mijn opvattingen, waarover ik in deze tijd van het jaar nogal eens mijn mening geef. Op mijn veertiende was ik nog "zo groen als gras" en kwam, opgegroeid als enig kind tussen volwassenen, terecht in een gezin met negen kinderen, de meesten ouder dan ik. Vanuit een provincieplaats naar een plattelandsdorp. Ik had een half jaar alvorens ik daar mijn eerste oud- en nieuwjaar meemaakte. Dat was volstrekt nieuw voor me: rondbanjeren en kattekwaad uithalen.

Ik herinner me uit die tijd dat een dronken boerenzoon hardlopend voor twee politieagenten op fiets naar het bureau werd afgevoerd, omdat hij midden op de dorpsstraat een melkbus met carbid liet knallen. Hij zat op de melkbus met zijn colbert binnenstebuiten. Het probleem was voornamelijk dat de deksel van de melkbus een onvoorspelbare koers zou kunnen volgen en daardoor schade zou kunnen aanrichten.

De activiteiten van de jeugd in het dorp op oudejaarsavond concentreerden zich op "slepen" en carbidschieten, want commercieel vuurwerk was buiten het financiële bereik van de meesten. Carbid kocht je gewoon bij de dorpssmid.
Lege verfblikken met een goed sluitend deksel waren geschikt. Wie een melkbus kon versieren voor het carbidschieten had het helemaal gemaakt!

"Slepen" was de kunst om niet specifiek beheerde, buiten geparkeerde voorwerpen, vooral rijdende, op een rare plaats te brengen of samen te brengen op een centrale plaats. Zo kwam er een fietsenrek bovenop een hoge graansilo van de plaatselijke landbouwcoöperatie terecht, en een boerenkar op het dak van de kerk. Ook werd er een boerenkar met stront geparkeerd voor de deur van de plaatselijke drogist, die er geen geheim van maakte dat hij zich niet thuis voelde tussen "die domme boeren hier". Dat een baksteen onder de achterklep van de kar werd geschoven maakte zijn stoep extra geurig en glibberig…

Een aantal jaren later verhuisde "ons" gezin naar de provincieplaats waar ik was opgegroeid. Toen was het nog meer een dorp met ongemerkte overgang naar platteland, terwijl het nu meer stadse capsones heeft.
Ik was die jaarwisseling daar.
We sleepten een boerenkar, zo'n klassieke blauwe wipkar, naar het centrum en lieten die daar staan. Maar we waren hevig verontwaardigd toen verderop een aantal kornuiten bezig waren om van achter een bloemenwinkel bloempotten op straat kapot te gooien.

We weten eigenlijk ook zeker, dat de politie, die er toen net aan kwam, ons opzettelijk liet lopen en de bloempotters wel achtervolgde…

Geplaatst in Uncategorized | 3 reacties

IJsvrij winter 1960/1961

Terwijl mijn raam uitzicht geeft op een witte wereld, lees ik dat het 50 jaar geleden is dat de vijfdaagse werkweek, oftewel de vrije zaterdag is ingevoerd.
Dat brengt me tot peinzen over het begin van mijn loopbaan. Toen was er inderdaad nog geen vrije zaterdag. Een beetje rekenen met behulp van het gezegende fenomeen spreadsheet leert me, dat tussen mijn indiensttreding bij het Natuurkundig Laboratorium van de Rijksuniversiteit Groningen als Leerling-bediende (loopjongen), en de invoering van de vijfdaagse werkweek, 13 zaterdagen zijn gepasseerd. Dat is één kwartaal. Ik had het gevoel dat het veel langer was. We werkten overigens alleen de zaterdagmorgens tot 13:00 uur.

De combinatie van dat jubileum en de huidige weersomstandigheden riep een bijzondere herinnering wakker. De directeur van ons instituut mocht, binnen de regels, ijsvrij verlenen: een universiteit is immers ook een onderwijsinstelling?
Er lag ijs. Natuurijs, dat op de meeste ijsbanen sterk genoeg was. Kanalen waren onbetrouwbaar. En er was dooi voorspeld.
De hoogleraar-directeur deelde mee, dat wie dat wou, de volgende dag ijsvrij mocht nemen. Met een serieus gezicht proclameerde hij de voorwaarde, dat je dan ook moest gaan schaatsen.

Ik besloot dat ik "dus" zou gaan schaatsen, en mezelf daarmee een vervroegd weekend inloodsen. Ik haalde mijn spullen uit mijn kosthuis, om af te reizen naar het ouderlijk huis. Die rit, op fiets heen en terug, was voor mij nog redelijk te doen: het begon te ijzelen.
De chauffeur van de bus naar Assen besloot niet te rijden. Oke, van Groningen naar Assen rijdt ook een trein. In Assen was het inmiddels ook begonnen te ijzelen. Ik moest daar de bus naar Zweeloo hebben, lijn 22. Er was twijfel of de bus wel zou rijden. Uiteindelijk was er een chauffeur, die graag naar huis wou en zou proberen of het lukte. Er waren toch nog enkele passagiers die ook mee wilden, het avontuur tegemoet.

Het bleek onderweg erg glad geworden op de weg, en dat is bepaald niet overdreven geformuleerd. De snelheid zakte naar minder dan stapvoets, maar we zaten nog steeds warm in de bus. Er was een stuk klinkerweg dat enigszins bol was, en de bus gleed onherroepelijk naar de zijkant van de weg. Langs de kant waren plaggen weggestoken uit de berm, als vorm van onderhoud. De bus glibberde langs die afgestoken rand, maar in de berm stonden ook bomen. Een paar keer moesten wij als passagiers, proberen de bus verder de weg op te duwen, teneinde beschadiging te voorkomen. Er waren een paar sterke kerels bij, en zo lukte ook dat.

In Beilen vond de chauffeur het welletjes. Hij vond verderrijden absoluut onverantwoord. Daar stond ik, om elf uur 's avonds, zo'n 20 kilometer vanaf mijn reisdoel. Ach, ik had nog met de trein terug gekund naar Groningen, maar welke toestand zou ik daar aantreffen? Vanaf het station was het toch ook nog een flink eind naar mijn kamer.

Het woord "mietje" was niet zo in zwang als nu, maar ik wou me niet laten kennen: ik besloot te gaan lopen, vastbesloten als ik was om de volgende dag op de ijsbaan van ons dorp te schaatsen, en zo het spel van de prof te winnen.
Op straat in Beilen was een aantal mensen aan het schaatsen bij het licht van de straatlantaarns. In de berm was het wel wat zwaarder lopen, maar ik hield mijn benen tenminste onder me. Mijn weekendtas hing ik aan de ceintuur van mijn jas om mijn handen vrij te hebben en niet voortdurend het gewicht aan mijn armen.

Het was koud, maar niet bitter koud, er was weinig wind, en het ijzelen was opgehouden, op een paar spettertjes na.
De nacht was gelukkig niet pikdonker buiten de dorpen. Ik kon redelijk mijn weg vinden en obstakels vermijden. Mijn kleding was berekend op dit weer, en door in beweging te blijven bleef ik warm genoeg. Alleen een beetje koude voeten. Ik kende de weg, al had ik die nog nooit gelopen, en zeker niet onder deze omstandigheden. Het voelde heerlijk avontuurlijk, al had ik best nog iets willen eten en iets warms drinken. Ik had niets bij me.

Het was omstreeks vier uur 's morgens, toen ik het ouderlijk huis bereikte. Hoe nu verder? Ik had geen sleutel; het zou een vermogen gekost hebben om alle (ook voormalige en deeltijd-) gezinsleden een sleutel te geven. Bovendien kwam ik onaangekondigd.
Na een avond uitgaan was de deur gewoonlijk nog niet op slot, en sliep mijn moeder pas als ze de laatste had horen thuiskomen. Maar het was ook niet de tegenwoordige tijd: nu gaat de jeugd pas echt uit op een tijdstip dat wij in onze tijd alweer thuis kwamen.

Ook toen hadden we al een trucendoos. Steentjes tegen het slaapkamerraam van de broers en zussen. Dat vereiste wel enige vaardigheid: die ramen waren boven en de steentjes mochten niet te groot zijn. Onze ouders sliepen beneden, en zeker mijn stiefvader wenste ik niet wakker te maken.

De trucendoos werkte niet. Ik hoorde vele malen steentje hun doel bereiken, maar er kwam geen enkele reactie. Ik kreeg het op deze manier ook niet warmer, en besloot tot de laatste truc: het WC-raampje.
Om daar door te kunnen, moest wel mijn jas uit. Een opstapje georganiseerd om rustig het raampje te kunnen verwijderen en er dan zelf door te kruipen. Ik hing halverwege naar binnen en tastte naar een landingsplaats. Hé, hier moet toch ongeveer de plank zijn waar je op moet zitten? (Het was nog een tonnetjes-systeem). Oeps, voorzichtig, de deksel ligt niet op de opening…
Het lukte me om ongedeerd binnenshuis op mijn voeten terecht te komen.

Op het moment dat ik de WC-deur opende om mijn tas en jas naar binnen te halen via de deur, ging het licht in het achterhuis aan. Mijn moeder stond me verbouwereerd aan te kijken, met nog een zweem van inbrekersalarm in haar ogen: "Hoe kom jij hier nou?"
Ze heeft nog een lekkere dubbele boterham voor me gemaakt en een beker warme melk.

Ik ben de volgende morgen (niet heel vroeg) naar de ijsbaan gegaan en heb geschaatst. In een laagje water, maar ik heb geschaatst tijdens dat ijsvrij!

Maar was dat ijsvrij nou op een zaterdagmorgen? Het was in elk geval een vervroegd weekend.
Dat het werkelijk gebeurd is, daar sta ik voor in, maar de juiste tijdsbepaling…? In de gegevens van het KNMI over deze periode kon ik niet zomaar een vorstperiode terugvinden, waaraan ik deze omstandigheden vast kan plakken. De vrije zaterdag werd ingesteld op 23 december 1960. Of kwam voor ambtenaren de vrije zaterdag later?
Half september 1960 begon mijn baan in Groningen en in mei 1961 waren mijn moeder en stiefvader verhuisd. Dit verhaal moet dus in de winter 1960/1961 gespeeld hebben.
Cognitief psycholoog Joost heeft me al eens uitgelegd, dat herinneringen niet chronologisch worden opgeslagen, maar naar emotionele impact.

Geplaatst in Uncategorized | 5 reacties

Kerst en Nieuwjaarswens 2010-2011

Ekaart10-11_1675_400

Geplaatst in Uncategorized | Een reactie plaatsen

Kerst en Nieuwjaarswens 2010-2011

Ekaart10-11_1675_400

Geplaatst in Uncategorized | 2 reacties

Bellen en mailen

Vervolg van de zoektocht naar voetsporen van mijn vader.

Ik ben er even tussenuit geweest. Wel uitgerust, maar niet in een exotisch oord of zelfs maar gewoon vakantieverblijf. Na enkele lamlendige dagen thuis waarbij de koorts soms opliep tot boven de 40 graden, stelde de huisarts de diagnose: longontsteking. Omdat de medicatie na twee dagen geen verbetering gaf, maakte ik voor het eerst van mijn leven een rit in een ambulance, maar dat is nauwelijks tot mij doorgedrongen. Mijn verblijf in het plaatselijke ziekenhuis duurde 9 dagen, en nu moet ik langzamerhand weer conditie opbouwen. Met dat al was onderstaand verslag zolang -onaf- blijven liggen.

Ik moet gewoonlijk een vrij hoge drempel nemen, voordat ik iemand ga opbellen. Een aantal factoren bepalen de hoogte van die drempel. Ik denk altijd dat ik bel op een lastig of hinderlijk moment. En dat weegt zwaarder naarmate ik de te bellen persoon minder goed ken.

Onlangs voerde ik zo’n gesprek, in het kader van deze zoektocht. Ik schreef er al over in de vorige aflevering. De oudste dochter van de familie Wijker, waar mijn vader in mobilisatietijd (1939/1940) regelmatig kwam, woont ook nu in Egmond aan Zee. Haar zus was over uit het buitenland, toen mijn oproep verscheen in Contact met de Egmonden. De dames herkenden het verhaal en meldden zich bij Martijn van Historisch Egmond. Ik heb mevrouw gebeld.
Het werd een prettig gesprek, en ik kon met haar een paar veronderstellingen ombuigen naar vaststellingen. De kerk is het huidige museum.
Harm Mulder uit Termunten (genoemd in de briefkaart d.d. 20 mei 1940 van de familie Wijker aan mijn grootouders, waarin ze meldden dat de jongens ongedeerd de Duitse inval hadden overleefd) was bij hen thuis ook “vaste gast”, net als of samen met mijn vader. Haar ouderlijk fotoalbum bewijst dat het contact langer heeft geduurd dan mijn vaders verblijf in die omgeving, omdat er foto’s van ruim na 1940 van ons in zitten.
Maar ze stond op het punt om naar een afspraak te gaan, en kon het daarom niet te lang maken. We hebben wel afgesproken om een verdere afspraak te maken.

Vervolgens had een meneer zich gemeld bij Martijn, die zijn zus had herkend op de foto bij het Vissersmonument. Hij wist de namen van alle drie de dames! Het heeft iets langer geduurd voordat ik hem belde, maar ook dat werd een leerzaam gesprek.
Meneer vertelde over de sfeer in Egmond aan Zee in die tijd. Bij hen thuis hadden ze een groentewinkel, de familie Wijker kende hij heel goed. Die hadden een viswinkel in dezelfde straat. Alhoewel, een akte uit het archief, die Martijn had opgediept, vermeldde: “winkelier in comestibles”. Een doorhaling maakte het moeilijk om deze ietwat archaïsche uitdrukking thuis te brengen, maar het betekent: fijne of verduurzaamde levensmiddelen, delicatessen. De akte maakte ook duidelijk dat er sprake was van een verhuizing, waarna het gezin terugkwam naar Egmond.

In de straat was grote saamhorigheid en, wat wij in Drenthe noemen, “naoberschap”. Men hielp elkaar in moeilijke situaties, zoals ziekte, ongeacht tot welke “zuil” men behoorde. Want dat verschil was in die tijd belangrijk, en was ook daar wel degelijk aanwezig.
Gereformeerde mensen kochten hun brood bij de gereformeerde bakker, enzovoort. Scheldpartijen tussen katholieke, gereformeerde en openbare schoolkinderen, onderweg van en naar school, zoals ik mij die herinner uit een iets latere tijd, waren ook daar niet onbekend.

Alle drie de dames op de foto zijn inmiddels overleden. Meneer vertelde, dat ze bij hem thuis Katholiek waren. Dat boorde mijn hypothese de grond in, dat mijn vader de dames waarschijnlijk had leren kennen via de Gereformeerde Jeugverenigingen ter plaatse. Want in die tijd hadden de Gereformeerde jongens en meisjes nadrukkelijk aparte verenigingen, die slechts op hoogtijdagen samen kwamen.


Blik op de St. Agneskerk langs het Museum, vroeger Geref. Kerk.

Bij meneer thuis waren ze niet “gewoon” Rooms-Katholiek, maar Oud-Katholiek, vertelde hij. Dat riep bij mij op, dat ik meermaals bij die majestueuze Agnes-kerk in dat smalle straatje heb gestaan als we in Egmond waren, en dat ik geïnteresseerd kennis heb genomen van het feit dat het geen Rooms-Katholieke kerk is, maar meer verwant met de Anglicaanse kerk, die zich niet laat overheersen door het Vaticaan.
Meneer veronderstelt, dat het contact tussen beide militairen en de dames via winkelbezoek tot stand gekomen is: veel contacten ontstonden op die manier.
Uit het gesprek maak ik op, dat de enige dame op de foto bij het Vissersmonument uit een winkeliersgezin zijn zus is. Dan denk ik, dat de band tussen de dames hun sociale achtergrond is. De andere militair kon ik niet plaatsen, dus zou die misschien Katholiek geweest zijn, en zou de combinatie op de foto via hem ontstaan zijn?

Intussen, voor en na mijn ziekenhuisavontuur, ben ik op zoek gegaan naar de dienstmakker van mijn vader uit Termunten, Harm Mulder. In een reünielijst van juni 1943 wordt vermeld dat hij nog in Termunten woont. De enige Mulder die ik er nu nog vond, was import, maar mijn vraag werd aangemeld bij een plaatselijk blad. De redacteur besloot eerst eens hier en daar wat te vragen. Zijn buurvrouw bleek jarenlang naast Harm Mulder gewoond te hebben. Zo kwam de zoon van een broer van Harm in beeld en ontstond er email contact, dat leidde tot e-mail contact met een zoon van Harm.
Die vertelde dat zijn vader eigenlijk nooit iets had verteld over zijn diensttijd, maar Harm heeft in de oorlog een belangrijke rol gespeeld in het verzet. Dat heeft hem uiteindelijk zijn gezondheid gekost, omdat de Duitsers hem hebben opgepakt en bij verhoren ontzettend zwaar hebben mishandeld. Hij is tamelijk jong overleden.

Het verhaal van Harm Mulder komt aan de orde in een documentaire van RTV Noord uit 2007. De trouwfoto van Harm in de film, en de foto die zijn zoon mij stuurde, ontroerden me, omdat een naam uit mijn zoektocht nu een duidelijk gezicht krijgt.

Deze foto’s roepen bij mij de vraag op of de tweede militair op de foto bij het Vissersmonument misschien Harm Mulder is geweest. Op andere foto’s uit die tijd staan soldaten die helemaal niet of minder op hem lijken.
Ik wacht nu af of Harm’s zoon op dat foto’tje zijn vader herkent. Maar zelfs dat zou moeilijk kunnen zijn, omdat die foto is gemaakt 14 à 15 jaar voor zijn geboorte, en de foto is klein en nogal onscherp…

Geplaatst in Zoektocht naar voetsporen van mijn vader | 1 reactie

Vissersmonument

Vervolg van de zoektocht naar voetsporen van mijn vader.

In mijn collectie bevond zich een kleine, tamelijk onscherpe foto, waaraan mij tot nu toe alleen was opgevallen dat mijn vader er op afgebeeld staat in militair uniform, samen met een andere militair en drie dames waarbij ik geen enkel aanknopingspunt of herkenning had. Ik had steeds de indruk dat ze poseerden bij een gebouw; een kerktoren? Dat zou kunnen.
Pas een paar weken geleden besteedde ik voor het eerst echt aandacht aan de achtergrond.

Het bouwsel leek te zijn voorzien van bordjes of plaquettes. Met een vergrootglas waren enkele namen te herkennen. Bij nader inzien eerder een monument ter herdenking van helden of gevallenen dan een kerktoren.

Hoe zou ik kunnen vinden bij welk object mijn vader stond, en waar dat is? Het uniform deed denken aan de mobilisatietijd, dus eind 1939 of begin 1940. Correspondentie die bewaard gebleven is uit die tijd draagt de aanduidingen Bergen aan Zee, Egmond aan den Hoef en Egmond aan Zee. Plaatsen rondom de opstelling van de zoeklichten westelijk van vliegveld Bergen (NH), waarbij mijn vader dienst deed.

Zoeken op internet met “monument” en die plaatsnamen leverde een verwijzing naar het Vissersmonument in Egmond aan Zee. Een niet te verwarren afbeelding van dat monument was toen ook snel gevonden.
Verder zoeken naar de exacte locatie maakte het mogelijk via Street View een glimp van het monument op te vangen.

Onlangs waren we in die omgeving en besloten een bezoek te brengen aan dat monument. Ik was nieuwsgierig aan welke kant het gezelschap gestaan had toen de foto genomen werd. Ik liep rondom, en zag dat elke kant een andere afbeelding draagt. Met de klok mee vanaf linksboven, van noord tot west:

De vrouw met de vlakke handen tegen elkaar voor de borst, dat is de westkant van het monument. Daar hebben ze dus gestaan.
Wie het zijn, behalve mijn vader (2e van rechts), zal ik het ooit weten? De andere militair zal een collega zijn geweest waarmee hij wel optrok in zijn vrije tijd, maar ik las ergens dat de sectie zoeklichten 64 gewone manschappen telde, plus officieren en onderofficieren.

Mijn vader schreef meer dan eens dat hij ’s zondags naar de kerk was geweest in Egmond aan Zee. Gezien zijn gereformeerde achtergrond ben ik tot de veronderstelling gekomen dat het huidige Museum van Egmond destijds de kerk was die hij bezocht. Het is niet zo’n groot gebouw, dus de kerkgemeente zal niet erg groot geweest zijn.

Na de kerkdienst en tijdens verlofuren ging hij vaak koffiedrinken bij een familie Wijker. In een aantal berichten naar het thuisfront noemt mijn vader deze familie, maar het voornaamste “bewijs” voor de nauwe contacten is een briefkaart (die ik al eerder heb laten zien) die deze familie in de hectische dagen na de Duitse overval (10 mei 1940) op vliegveld Bergen naar de ouders van mijn vader heeft gestuurd, om ze gerust te stellen over het welzijn van mijn vader. Gezien de opeenvolging van data moet het adres van mijn grootouders bij hen bekend geweest zijn.

Egmond a/zee 20 Mei
Waarde fam. Zijlstra
Laat ik beginnen met U gerust te stellen. Vanmorgen kregen wij een kaart van Klaas en al zijn vrienden dat ze het goed maakten. En vanmiddag is hij zelfs bij ons geweest met Harm Mulder uit ter Munte. Misschien wilt u ook diens ouders gerust stellen.
Ze waren vanmiddag op hun oude standplaats ’t Woud de boel wat aan ’t opruimen en hadden even vlug de fietsen gepakt om ons gerust te stellen. Klaas is ook even naar uw andere zoon Johannes geweest in Bergen aan Zee. Ook hij maakt het goed. Wij kunnen ons indenken wat het voor U was niets van hem te horen. Maar nu kunt U God danken dat Hij U beide zoons voor U heeft willen sparen.
Zijn nieuwe adres is: 2e Sectie XIe Zoekl. Afd.,St. Jozefschool Vogelenzang
De jongens waren Dinsdagmorgen vertrokken van ’t Woud, Zoodat wij ook niet wisten hoe ze het maakten. Het is nu helemaal stil als de kerk uitgaat en ze niet bij ons komen. Ze waren ons lief als of het broers waren
Met hartelijke groeten
fam. H. Wijker, Egmond a/zee

De naam Wijker komt heel veel voor in Egmond, staat ook meermalen op het monument.
In de correspondentie zat ook een ansichtkaart met een foto van huize Schuilenburg, waar ongeveer het centrale punt moet zijn geweest van de zoeklichtsectie van mijn vader.De kaart was verzonden door een mysterieuze Annie, als antwoord op een kaart van mijn vader, en dat maakt nieuwsgierig: wie was Annie?

Donderdag 23 Mei ’40
Beste Klaas
Je kaart ontvangen en daarvoor bedankt. Nou we leven hier ook allemaal nog. Je zei laatst dat ze je hier niet konden missen maar nu ben je toch nog gauw verplaatst. Nu ’t beste met jullie. Vele groette ook aan Jan.
tot Ziens      Annie
Egmond a/d Hoef

Ik had al eens contact gehad met Historisch Egmond, en besloot hen de foto bij het monument voor te leggen. En kent iemand Annie? Was Annie een van de dames op de foto? Was Jan de andere militair? “Jan” zal moeilijk te traceren zijn, want op de namenlijst voor een reünie in 1943 staan nauwelijks voornamen.

Mijn vragen werden gepubliceerd in Contact met de Egmonden. Je kunt nooit weten. Zouden er nog mensen zijn met duidelijke herinneringen aan die tijd, die iets kunnen met een wazige kleine foto?

Martijn van Historisch Egmond had ook een heleboel oude, gedigitaliseerde acten nagezocht, en daar gegevens in teruggevonden, die interessant waren voor mijn zoektocht.
Temidden van al deze informatiestromen viel mij ineens op, dat Wijker schreef over Harm Mulder uit (gecorrigeerd) Termunten. Ook een Groninger.

Martijn heeft intussen vastgesteld dat er in de Wilhelminastraat een hernummering heeft plaatsgevonden, daarom kon ik het huis niet vinden. Hoe hij dat weet?
Er heeft zich telefonisch iemand bij hem gemeld. Kort nadat hij met een oudere kennis had geconstateerd dat zo’n oproep wel niets zou opleveren, belde iemand die iets herkende. Die was destijds 7 jaar. Een dochter van de familie Wijker!
Ik heb met mevrouw gebeld: ze heeft nog een fotoalbum van haar moeder met de trouwfoto van mijn ouders (1942) en mij als baby…!

Dat zullen vermoedelijk deze foto’s zijn. Dat betekent, dat mijn ouders ook nog jaren na het begin van de oorlog contact hebben gehouden met de familie Wijker, want bij de trouwfoto van mijn ouders hoort de datum 28 mei 1942, en bij de
babyfoto mei 1944:

Bij de foto van de baby die ik toen was hoort een verhaal. Op mijn eerste verjaardag lag mijn vader al ernstig ziek in het diaconessenhuis in Groningen. Hij kon dus niet op mijn verjaardag zijn, maar heeft een ansichtkaart gestuurd. Misschien is het de laatste post die hij verstuurd heeft, het is in elk geval het enige poststuk dat hij aan mij gestuurd heeft. Drie weken later is hij overleden.
Mijn moeder had een foto van mij laten maken voor mijn vader ter gelegenheid van mijn verjaardag, met nog een babykrul in mijn haar. Daarna werd mijn babykrul geknipt, maar helaas was de foto mislukt, en werd alsnog deze foto gemaakt, zonder babykrul.

Het verhaal gaat, dat ik de kaart in mijn 1-jarige knuistjes heb gehad, en dat mijn moeder hem daaruit gered heeft. De kaart is gekreukt en weer vlakgestreken.

Weer een dag later mailde Martijn, dat een meneer zich had gemeld die de dames op de foto bij het monument herkend had: zijn zus stond in het midden. Maar de dames zijn inmiddels allemaal overleden. Hij noemde geen Annie.

De Zoeklichtafdeling van mijn vader werd op 14 mei 1940 verplaatst naar Vogelenzang, en vandaar zouden ze vliegveld Ruigenhoek gaan beschermen. Door de capitulatie kwam het daar niet meer van.
De kaart van “Annie”, geschreven op 23 mei 1940 heeft hem daar nog wel bereikt, want is bewaard gebleven.

Ik ging vervolgens zoeken of ik iets kon vinden over mijn vaders dienstmakker Harm Mulder uit Termunten. De lijst met reüniegegevens uit 1943 vermeldde:
H. Mulder | Landbouwwerktuigen | Termunten (Gr.) | Mulder onveranderd Termunten
Geen landbouwwerktuigen Mulder meer in Termunten.
Maar gezien mijn mail heb ik blijkbaar aan een touwtje getrokken dat weer een aantal aardige mensen aan het zoeken heeft gezet of ze iets kunnen vinden over de dienstmakker van mijn vader…

Geplaatst in Zoektocht naar voetsporen van mijn vader | 5 reacties

Vissersmonument

Vervolg van de zoektocht naar voetsporen van mijn vader.

In mijn collectie bevond zich een kleine, tamelijk onscherpe foto, waaraan mij tot nu toe alleen was opgevallen dat mijn vader er op afgebeeld staat in militair uniform, samen met een andere militair en drie dames waarbij ik geen enkel aanknopingspunt of herkenning had.
Ik had steeds de indruk dat ze poseerden bij een gebouw; een kerktoren? Dat zou kunnen. Vaag was een afbeelding op het gebouw tot mij doorgedrongen. Iemand in habijt, dus iets in RK-sferen? Minder logisch, niet onmogelijk.
Pas een paar weken geleden besteedde ik voor het eerst echt aandacht aan de achtergrond.

MonumentEgmond_4

Het bouwsel leek te zijn voorzien van bordjes of plaquettes. Met een vergrootglas waren enkele namen te herkennen. Bij nader inzicht meer de indruk van een monument ter herdenking van helden of gevallenen, dan een kerktoren.

Hoe zou ik moeten vinden bij welk object mijn vader stond, en waar dat is? Het uniform deed denken aan de mobilisatietijd, dus eind 1939 of begin 1940. Correspondentie die bewaard gebleven is uit die tijd draagt de aanduidingen Bergen aan Zee, Egmond aan den Hoef en Egmond aan Zee. Plaatsen rondom de opstelling van de zoeklichten westelijk van vliegveld Bergen (NH), waarbij mijn vader dienst deed.

Zoeken op internet met “monument” en die plaatsnamen leverde een verwijzing naar het Vissersmonument in Egmond aan Zee. Een niet te verwarren afbeelding van dat monument was toen ook snel gevonden.
Verder zoeken naar de exacte locatie maakte het mogelijk via Street View een glimp van het monument op te vangen.

Onlangs waren we in die omgeving en besloten een bezoek te brengen aan dat monument. Ik was nieuwsgierig aan welke kant het gezelschap gestaan had toen de foto genomen werd. Ik liep rondom, en zag dat elke kant een andere afbeelding draagt. Met de klok mee vanaf linksboven, van noord tot west:

### montage 4 foto’s ###

De vrouw met de vlakke handen tegen elkaar voor de borst, dat is de westkant van het monument. Daar hebben ze dus gestaan.
Wie het zijn, behalve mijn vader (2e van rechts), weet ik nog steeds niet en zal ik misschien ook nooit weten. De andere militair zal een collega zijn geweest waarmee hij wel optrok in zijn vrije tijd.

Mijn vader schreef meer dan eens dat hij ’s zondags naar de kerk was geweest in Egmond aan Zee. Gezien zijn gereformeerde achtergrond ben ik tot de veronderstelling gekomen dat het huidige Museum van Egmond destijds de kerk was die hij bezocht. Het is niet zo’n groot gebouw, dus de kerkgemeente zal niet erg groot geweest zijn.

Na de kerkdienst en tijdens verlofuren ging hij vaak koffiedrinken bij een familie Wijker. In een aantal berichten naar het thuisfront noemt mijn vader deze familie, maar het voornaamste “bewijs” voor de nauwe contacten is een briefkaart die deze familie in de hectische dagen na de Duitse overval (10 mei 1940) op vliegveld Bergen naar de ouders van mijn vader heeft gestuurd, om ze gerust te stellen over het welzijn van mijn vader. Het adres van mijn grootouders moet bij hen bekend geweest zijn. Ook een broer van mijn vader, als infanterist gelegerd in Bergen aan Zee, werd daarin genoemd.

Egmond a/zee 20 Mei
Waarde fam. Zijlstra
Laat ik beginnen met U gerust te stellen. Vanmorgen kregen wij een kaart van Klaas en al zijn vrienden dat ze het goed maakten. En vanmiddag is hij zelfs bij ons geweest met Harm Mulder uit ter Munte. Misschien wilt u ook diens ouders gerust stellen.
Ze waren vanmiddag op hun oude standplaats ’t Woud de boel wat aan ’t opruimen en hadden even vlug de fietsen gepakt om ons gerust te stellen. Klaas is ook even naar uw andere zoon Johannes geweest in Bergen aan Zee. Ook hij maakt het goed. Wij kunnen ons indenken wat het voor U was niets van hem te horen. Maar nu kunt U God danken dat Hij U beide zoons voor U heeft willen sparen.
Zijn nieuwe adres is: 2e Sectie XIe Zoekl. Afd.,St. Jozefschool Vogelenzang
De jongens waren Dinsdagmorgen vertrokken van ’t Woud, Zoodat wij ook niet wisten hoe ze het maakten. Het is nu helemaal stil als de kerk uitgaat en ze niet bij ons komen. Ze waren ons lief als of het broers waren
Met hartelijke groeten
fam. H. Wijker, Wilhelminastr 49, Egmond a/zee

De naam Wijker komt heel veel voor in Egmond, staat ook meermalen op het monument. En op de plaats waar ik Wilhelminastraat 49 verwachtte, staat geen huis meer, maar is een kruising.

In de correspondentie zat ook een ansichtkaart met een foto van huize Schuilenburg, waar ongeveer het centrale punt moet zijn geweest van de zoeklichtsectie van mijn vader.De kaart was verzonden door een mysterieuze Annie, als antwoord op een kaart van mijn vader, en dat maakt nieuwsgierig:

Donderdag 23 Mei ’40
Beste Klaas
Je kaart ontvangen en daarvoor bedankt. Nou we leven hier ook allemaal nog. Je zei laatst dat ze je hier niet konden missen maar nu ben je toch nog gauw verplaatst. Nu ’t beste met jullie. Vele groette ook aan Jan.
tot Ziens      Annie
Egmond a/d Hoef

Ik had al eens contact gehad met Historisch Egmond, en besloot hen de foto bij het monument voor te leggen. Met de vraag of er misschien nog iemand was die mensen op de foto herkende. En kent iemand Annie? Was Annie een van de dames op de foto? Was Jan de andere militair?
Ik begreep dat de sectie zoeklichten 64 gewone manschappen telde, plus officieren en onderofficieren. “Jan” zal moeilijk te traceren zijn, want op de namenlijst voor een reunie in 1943 staan nauwelijks voornamen.

Martijn Mulder kreeg voor elkaar dat mijn verhaal werd gepubliceerd in Contact met de Egmonden. Je kunt nooit weten. Zouden er nog mensen zijn met duidelijke herinneringen aan die tijd, die iets kunnen met een wazige kleine foto?

Martijn had ook een heleboel gedigitaliseerde acten nagezocht, en daar gegevens uit opgediept, die interessant waren voor mijn zoektocht.
Temidden van al deze informatiestromen viel mij ineens op, dat Wijker het had over een Harm Mulder uit (gecorrigeerd) Termunten, en dat ik nu contact had met Martijn Mulder. Maar er is geen familierelatie bekend, mailde hij.

Martijn heeft intussen vastgesteld dat er in de Wilhelminastraat een hernummering moet hebben plaatsgevonden, want wat in die tijd 49 was, heeft nu een ander nummer. Hoe hij dat weet?
Er heeft zich telefonisch iemand bij hem gemeld. Kort nadat hij met een oudere kennis had geconstateerd dat zo’n oproep wel niets zou opleveren, belde iemand die iets herkende. Die was destijds 7 jaar. Een dochter van de familie Wijker! En die zou nog een album hebben met de trouwfoto van mijn ouders (1942) en
mij als baby…!
De volgende dag mailde hij, dat een meneer zich had gemeld die de dames op de foto bij het monument herkend had: zijn zus stond in het midden! Maar hij noemde geen Annie…
Ook een mevrouw die bekenden meende te zien op de foto, noemde geen Annie.

De Zoeklichtafdeling van mijn vader werd op 14 mei 1940 verplaatst naar Vogelenzang, en vandaar zouden ze vliegveld Ruigenhoek gaan beschermen. Door de capitulatie kwam het daar niet meer van.
De kaart van “Annie”, geschreven op 23 mei 1940 heeft hem daar nog wel bereikt, want is bewaard gebleven.

Geplaatst in Uncategorized | Een reactie plaatsen

Opa's neus

Opa had een vrij normale neus, die af en toe flink gesnoten werd in een kloeke zakdoek. Als dat serieuze vormen aannam, dan moest de bril af. Want opa’s neus droeg altijd die gedistingeerde randloze bril met het goudkleurige montuur. Opa had al glazen met leesstukjes, wat voor die tijd vooruitstrevend was.

Omdat mijn moeder en ik na het overlijden van mijn vader bij Opa en Oma (haar ouders) gingen wonen, kon ik het dagelijks leven van Opa en Oma (voorzover niet ontregeld door onze aanwezigheid) lange tijd van dichtbij waarnemen, en zijn er dingen die me nog bijna dagelijks aan die tijd herinneren.
Later hoorde ik van neven en nichten, die wel eens op bezoek kwamen, dat ze Opa zo eng streng vonden. Dat verbaasde mij, want zo heb ik het niet ervaren. Wel streng als het nodig was, maar altijd rechtvaardig; dat is mijn beleving.

Opa was gepensioneerd Hoofd ener School Met Den Bijbel en nog steeds zeer geïnteresserd in het Onderwijs en de Anti-Revolutionaire politiek. Er kwamen mensen uit de actieve politiek over de vloer, waaronder (als mijn herinnering mij niet bedriegt), Hendrik Algra, wiens beeltenis en de parallelen met Opa’s leven de indruk versterken dat mijn herinnering correct is.

De dikke boeken, vaak met leren band, waarvan Opa een behoorlijke collectie had, stonden dan ook niet in de boekenkast te verstoffen, maar Opa pakte ze regelmatig om nog eens een passage uit of over Abraham Kuiper en andere coryfeeën na te lezen. Daarbij kwamen de leesstukjes in zijn bril goed van pas.
Voor veraf had Opa zijn bril echter méér nodig dan voor dichtbij, en dat verschijnsel werd met de jaren sterker, terwijl bij de meeste mensen de leesbril steeds belangrijker wordt. Opa leerde mij iets over de namen van de vogels, die in onze bosrijke omgeving in grote getale en variatie aanwezig waren. Heel soms mocht ik door de verrekijker kijken, maar dan kon ik de vogel in kwestie nooit terugvinden.
Opa kon ook heel mooi calligraferen. In menig trouwbijbel heeft hij in sierlijke letters de namen gezet, zoals een middeleeuwse monnik hem dat niet zou verbeteren. In zijn latere jaren deed hij daarbij zijn bril af. Ik zie hem nog zitten aan de huiskamertafel, want zijn majestueuze bureau stond in de kamer die mijn moeder was toegewezen als zit-slaapkamer. Het bureau was te groot voor een andere plaats in huis.

Ik denk dat ik, met inachtneming van het verschuldigde respect, mag zeggen dat Opa ook wel een beetje ijdel was. Op een mooie dag kwam ik de keuken binnenstormen, zo vanuit het rovertje spelen in het bos rondom onze straat. Opa zat op een stoel met een theedoek op schoot en een theedoek voor zijn borst, als een soort servet. Oma was net, heel voorzichtig, bezig met een gewone huis- tuin- en keukenschaar Opa’s neusharen tot normale proporties terug te brengen.
Door mijn entree werden ze bij deze aktiviteit gestoord, en ik denk dat Opa geschrokken was. Hij moet onmiddellijk de mogelijke opvoedkundige consequenties van de situatie hebben overzien: hij zei, op een heel strenge toon (dat ging hem, met zijn decennia-lange onderwijservaring, goed af): “Denk er om! Dat mag jíj nóóit doen, hoor!!!”.
Hij zei het zó streng, dat ik, nu ik zelf opa ben, telkens als ik mijn neusharen bijwerk, eigenlijk het gevoel heb dat ik iets doe wat niet mag. Maar ik weet tenminste van wie ik die aanleg tot struikgewas geërfd heb…

Update: ook gepubliceerd op 3×3

Geplaatst in Uncategorized | 5 reacties

Diggelgoud

Vervolg van de zoektocht naar voetsporen van mijn vader.

Mijn eerste ingeving voor de titel van dit log was: “diggelwark”, een woord dat ik leerde in het Drentstalige gezin waar ik terechtkwam doordat mijn moeder hertrouwde. Ik zocht het op in mijn woordenboeken Drents, Gronings en Fries. De dikke van Dale geeft als hoofdbetekenis van “diggel”: “scherf (van aardewerk, porselein)”. In alle gevallen gaat het om serviesgoed of porselein. Dat eindigt inderdaad soms als scherven.

Alle Nedersaksische en Friese talen kennen varianten van dit woord, maar de Groningse vond ik het mooist, omdat het een taal was die mijn vader ook gebruikte, zelfs ook wel geschreven!
Vooral ook door de dubbele betekenis die het woord in het Nederlands krijgt: dan is de Nedersaksische vertaling van het Nederlandse “goed” ineens het kostbare “goud”, en dat komt overeen met de emotionele waarde voor mij.

In mijn verhuisdozen, die nog altijd op zolder staan, zitten een aantal dierbare bezittingen. Zo gaat dat, als je twee huishoudens in elkaar moet schuiven in één huis, die daar voor twee huizen vulden. Dat is inschikken.

Marijke heeft me een verrassing bezorgd. Ik was een dag weggeweest, en toen ik thuiskwam was er iets veranderd. Het “mooie” theeservies van mijn ouders was vanuit de verhuisdozen naar een betere plaats verhuisd. Mijn moeder was er altijd heel zuinig op, en het kwam alleen bij bijzondere gelegenheden op tafel. Het bestaat uit kopjes en schoteltjes en gebaksbordjes.
Voor dagelijks gebruik hadden mijn ouders een ander, uitgebreider servies, maar daarover straks.

2518_theeservies

Vanuit mijn eigen ervaring had ik een afstandelijk gevoel over dat theeservies. Het dagelijkse servies had een heel ander karakter.
In mijn eigen eerste huwelijk hadden we een modern servies uitgezocht, en daar ook al een aantal delen van aangeschaft. Een belangrijk deel van de familie wou ons persé een servies geven, maar dat moest dan geleverd worden door een familielid uit weer een ander kader. Die kon het door ons gekozen servies echter niet leveren en zo werden we opgescheept met een compleet servies van heel ander karakter. Ik had het gevoel dat dat mijn ouders ook was overkomen. Waarom? Het moet mijn eigen frustratie zijn geweest. Misschien had mijn moeder het ene al gekocht (ze was vijf jaar ouder dan mijn vader) en hebben ze samen het andere gekocht?

Het theeservies van mijn ouders heeft nu een heel andere waarde dan alleen uiterlijk. Het is een emotionele waarde, die je moeilijk kunt uitleggen. Dat het in deze staat bewaard gebleven is als herinnering aan het huwelijk van mijn ouders, dat optimistisch begon in een uiterst moeilijke tijd. Ik was ontroerd toen Marijke het een betere plaats gegeven had.

We nemen nu vaak ’s middags een kopje thee uit dit servies, en wanneer van toepassing, met een gebakschoteltje er bij. Pas na het functioneel in ere herstellen, trok bij het afwassen een merkteken onderop de verschillende delen mijn aandacht.

2516_schwarzenhammerHet goudkleurige stempel is niet overal even duidelijk. Dit servies zal in de crisisjaren vóór, of in het begin van de tweede wereldoorlog zijn vervaardigd. De tekst ontcijferden we als: Schwarzenhammer Bavaria
Dat blijkt een waarmerk te zijn van de producent. Zoeken op internet levert veel “hits”, maar dat is meest handel in overgebleven “diggelgoud”, weinig informatie over de fabriek waar “ons servies” gemaakt is. Wel wordt duidelijk dat dit servies is vervaardigd uit porselein. In verhouding tot de afmetingen is het opmerkelijk dun en licht van gewicht. Dus breekbaar?
Emotioneel gezien is alleen belangrijk, dat dit theeservies onderdeel was van de wreed onderbroken toekomst van mijn ouders, doordat mijn vader veel te jong overleed.


Marijke bracht ook iets anders uit mijn voorgeschiedenis terug in ons leven, ook uit de verhuisdozen: het glasservies van mijn ouders. Heel dun glas, en dan ook nog gegraveerd met sierlijke motieven met bloemen en ornamenten.

2519_glasservies

Er zijn wijnglazen, glazen voor “fris”, beide in twee maten, en glazen “kopjes” voor bowl. Niet te vergeten: de schaal, met deksel en lepel, waarin mijn moeder o zo vaak (alcoholvrije, want ook voor kinderen) bowl heeft gepresenteerd bij feestelijke gelegenheden.

3037_bowl

Vervolgens haalde ik zelf iets tevoorschijn. In een verhuisdoos zat een stevig doosje, waarin iets zorgvuldig opgeborgen zat. Voor de vruchten in de bowl waren er glazen prikkertjes, met gezichtjes, vogeltjes en bloemen. Voor de ranja waren er glazen “rietjes” met een ballonnetje aan het eind. Dat was voor kinderen (waar ik toen ook nog toe behoorde) echt feestelijk!

3042_rietjesprikkers


3027_regoutEn dan het “dagelijkse” servies van mijn ouders. Platte borden, diepe borden, schalen. En kopjes en schoteltjes. Het meest in het oog springend vond ik altijd het model van de kopjes: laag en heel wijd uitlopend.
Het was een product van Petrus Regout & Co, Maastricht. Ik dacht dat “Vorm Regina” een aanduiding was van het model of de reeks, maar onder die aanduiding vond ik heel veel andere modellen en dessins op internet.

Dat mijn vader geïnspireerd was door het esthetische denken uit zijn tijd, blijkt uit tekeningen die hij gemaakt heeft van destijds moderne gebouwen, en uit het lettertype dat hij gebruikte bij zijn tekeningen. Hier een bladzijde uit zijn grote schetsboek dat bewaard is gebleven.

3725_huis

Dat hing samen met zijn vak: in 1932, op 16-jarige leeftijd, haalde hij zijn Getuigschrift van de Ambachtsschool als timmerman. Op een Ambachtsschool leerde je destijds het pure ambacht.
Mijn vader wou verder en deed eerst de Avondschool: vaktekenen en vaktheorie voor Timmerlieden. Dat Getuigschrift haalde hij in 1934.
Vervolgens deed hij schriftelijke cursussen. Van oktober 1936 tot april 1937 was hij dienstplichtig militair. In die periode probeerde hij een schriftelijke cursus voor Bouwkundig Opzichter te doen, maar dat ging niet zonder problemen. Hij had nergens een privé-plek: hij studeerde soms op de manschappenkamer, soms in het militair tehuis, met altijd mensen om zich heen, en dus afleiding. Dat vind ik ook terug in zijn brieven, bijvoorbeeld:

9 Jan. 1937: “Volgende week moet ik ook weer aan ’t leren, daar ben ‘k ook helemaal af. Donderdag verwacht ik weer lessen en Dinsdag moet ik m’n lessen inzenden. Het boek wat ik moest aanschaffen heb ik besteld, aan Mh. Begemann heb ik een adres gevraagd van een boekhandel.

Tegen het eind van zijn diensttijd “gebruikte” hij het leren ook wel eens, 28 Maart ’37: “‘k Was aangewezen om Vrijdag, Zaterdag en vandaag in de keuken te helpen, elke dag een man of zes, maar ik heb gezegd dat ik moest leren en zo ben ‘k er af gekomen. Vrijdag heb ik kamerwacht gehad, daar heb ik me niet afgemaakt, want op de kamer heb ik zitten leren.

Een brief van 22 april 1939 van de Maatschappij tot bevordering der Bouwkunst Bond van Nederlandse Architecten BNA roept mijn vader op voor het tweede gedeelte van het Voorbereidend Examen Bouwkundig Opzichter B.N.A. 1939. Dat examen zal plaatsvinden in de Jaarbeurs te Utrecht en “vangt voor U aan op Maandag 1 Mei a.s. om 12 Uur 45 Min.“.
Dan volgt wat de “candidaten” dienen mee te brengen: “het noodige teekengereedschap (geen papier of boeken) en een teekenbord minstens groot 60 x 80 cm“, en tenslotte: “Het tweede gedeelte van het Voorbereidend Examen duurt tot en met Woensdag 3 Mei.
Hoeveel examens heb ik daar zelf inmiddels afgelegd?

19390519_bnabrfhfd

Een brief van 19 mei 1939 van de  BNA meldt dat mijn vader “op grond van de door U verkregen cijfers op het jl. gehouden Voorbereidend Examen voor het diploma Bouwkundig Opzichter B.N.A.” mag deelnemen aan het Definitief Examen voor Bouwkundig Opzichter, mits hij voldoet aan de overige eisen. Dat is de leeftijd van 23 jaar, die hij 3 dagen na datum van die brief zal bereiken. En hij moet “praktische werkzaamheid als Bouwkundig Opzichter op onder Directie uitgevoerde bouwwerken gedurende 2 jaren” kunnen aantonen.

Vervolgens valt er een gat in de beschikbare informatie, tot 1943. Dat zal samenhangen met de oorlogsperikelen, want in september 1939 werd mijn vader gemobiliseerd, tot hem, na de Duitse inval, op 28 mei 1940 als militair “Groot verlof” werd verleend. Uit 1941 zijn er brieven waaruit blijkt dat mijn vader “praktische werkzaamheid als Bouwkundig Opzichter” uitoefent bij het bouwen van bruggen bij Hardegarijp, en waaruit ook blijkt dat hij nog steeds studeerde. Hij was toen 25.
De laatste BNA-brief is van 21 september 1943. Er is een “nieuwe regeling”, waardoor oudere examens opnieuw gedaan moeten worden. “Na klachten van veel cursisten” is er een overgangsregeling ingesteld voor cursisten die in de jaren 1939, 1940 en 1941 geslaagd zijn voor het Voorbereidend Examen. Zij mogen nog tot 5 jaar na hun Voorbereidend Examen direct deelnemen aan het Definitieve Examen.
Mijn vader had dus tot (mei?) 1944 dat examen mogen doen, maar hij overleed in mei 1944. Ik heb niets dat er op wijst dat hij dat examen nog gedaan heeft.
Ik weet uit eigen ervaring hoe zwaar het is om, naast je werk en andere besognes, een meerjarige schriftelijke cursus te voltooien. Daarom wordt zoiets tegenwoordig opgesplitst in overzichtelijke modules en deelcertificaten.

3724_dressoir

Terug naar het “daagse servies” van mijn ouders. De “versiering” bestaat uit een gekleurde rand: een zwarte en een oranje lijn. Let op: het is waarschijnlijk tijdens de Tweede Wereldoorlog aangeschaft. Was dit een stil patriottisch protest tegen de Duitse bezetting? Zou dat zonder gevaar geweest zijn, als er bijvoorbeeld een NSB-er in huis had rondgekeken? Ik heb geen idee, maar dat ik me dit afvraag komt door verhalen uit die tijd.
Toen mijn moeder en ik bij haar ouders gingen inwonen, heeft dit servies lange tijd in het dressoir gestaan, dat mijn vader gemaakt had. Dat stond in de zit-slaapkamer van mijn moeder. Van het dressoir bestaat alleen nog een tekening in het kleine schetsboek van mijn vader. Die herontdekte ik vandaag.

303035_oranjezwart

Na het hertrouwen van mijn moeder heeft het servies lang dienst gedaan in dat “nieuwe” gezin. Veel er van is inderdaad beland in de categorie “diggelwark”. Een deel wordt elders nog gebruikt. Uit nostalgische overwegingen heb ik een paar exemplaren gehouden, met sporen van intensief gebruik. De schaal heeft van Marijke de plaats gekregen die een meermalen gelijmde schaal uit háár geschiedenis eerst had in onze keuken.
En ik vraag me af hoe vaak mijn vader ’s avonds heeft zitten studeren, terwijl mijn moeder zat te breien, ik in de wieg lag, en zij koffie dronken uit deze kopjes. Dat is voor mij het beeld van “diggelgoud”.

3034_kopenschotel

Geplaatst in Zoektocht naar voetsporen van mijn vader | 9 reacties